De gemeente Arnhem heeft bij de roof van Joodse bezittingen in de Tweede Wereldoorlog geen rol gehad, is het onontkoombare vermoeden na intensief onderzoek. Want in geen van alle beschikbare archieven blijken daar enige aanwijzingen voor te vinden.
Evenmin bestaan aanwijzingen voor gemeentebelastingen die joodse overlevenden bij terugkeer alsnog kregen voor erfpacht en wegonderhoud. De gemeente neemt de conclusies en aanbevelingen over en blijft kennis vergaren over de geschiedenis die de stad deelt met haar Joodse stadsgenoten van weleer.
Het onderzoek ‘Roof en rechtsherstel in Arnhem’ van Blauw Historisch Onderzoek is verricht onder auspiciën van het NIOD, waarna de begeleidingscommissie een half jaar uittrok om alle onderzoeksbevindingen aan te vullen met getuigenissen en andere observaties van deskundigen, betrokkenen en nazaten.
Archieven die zijn onderzocht: Raad van Beroep voor de Directe Belastingen te Arnhem, Documentatiecollectie Tweede Wereldoorlog, Sociale Dienst Arnhem en voorgangers, Secretarie Gemeente Arnhem, afdeling Duitse Zaken, Kabinet van de burgemeester van Arnhem, Collectie Haverhoek Roof en rechtsherstel Arnhem, Secretarie Gemeente Arnhem, Raad, burgemeester en wethouders, Gemeentewerken Arnhem, Kadaster en een aantal beheersdossiers in het Nederlands Beheersinstituut.
Aanvullende bronnen heeft de commissie gezocht door betrokkenen en deskundigen te horen en ook door mensen op te roepen in De Gelderlander en het Nieuw Israelitisch Weekblad NIW, zonder dat dit nieuwe aanknopingspunten opleverde. Voorzitter mr. G.J.M. Corstens en de andere commissieleden concludeerden vervolgens geen aanleiding te zien voor de gemeente om verdere stappen te ondernemen aangaande herstelbetalingen.
Burgemeester Ahmed Marcouch ontving het advies van de begeleidingscommissie in november, de maand waarin Arnhem de vernietiging van vijftienhonderd joden jaarlijks herdenkt bij het Joods monument op de Jonas Daniël Meijerplaats aan de voet van de Eusebiuskerk. Marcouch: "Wij missen als Arnhemmers de Joodse gemeenschap in onze stad, waar 2.300 joden leefden, werkten en kinderen grootbrachten. Wij doen alles om zichtbaar te maken wat gebeurd is en om hier 'nooit meer' uit leren. Jaarlijks zijn steeds meer mensen bij de herdenkingen. Dit helpt ons mensen te zien als mensen en om ervoor te zorgen dat het nooit meer zo ver komt met misdaden tegen de menselijkheid. Dat hoort in onze opvoeding van dag tot dag; thuis en op school. De scholieren van het Thomas a Kempis College en het Beekdal Lyceum kunnen daarover meepraten, thuis als zij zijn geraakt met de namen op de Stolpertsteine voor de woningen waar Joden woonden."
Het onderzoek in Arnhem legt een connectie met de unieke oorlogsgeschiedenis. Na de bloedige slag bij Arnhem, is de stad als frontlinie gebombardeerd, beschoten en onophoudelijk geplunderd. Daarbij zijn ook administraties en archieven gehavend. Het herstel na de oorlog gebeurde grootschalig en generiek met verdeling van landelijke middelen onder alle gedupeerden, ook in die werkprocessen zijn geen tekenen gevonden van gemeentelijke heffingen voor Joodse overlevenden.
De begeleidingscommissie, geïnstalleerd door burgermeester Marcouch, kent als samenstelling naast voorzitter de heer mr. G.J.M. Corstens: de heer mr. P.M. Wilmink, advocaat te Arnhem en secretaris van de Stichting Synagoge Nijmegen en secretaris van de stichting Joodse begraafplaats in Nijmegen en mevrouw M. C. Klijn, auteur van het boek De stille slag.