Deel evacuatie herinneringen met project Ik Kom Terug

11 jul 2022, 12:57 1940-1945
ik kom terug airborne region
Ik Kom Terug

Deel evacuatie herinneringen aan de Slag om Arnhem met Ik Kom Terug. In het project Ik Kom Terug -herinneringen aan de evacuatie- worden de herinneringen van burgers die na de Slag om Arnhem (1944) huis en haard moesten verlaten verzameld en vastgelegd.

“Want als wij er niet meer zijn, weet niemand hoe erg het was,” evacué Slag om Arnhem. Met het project Ik Kom Terug worden de herinneringen van evacués uit de Airborne Region 1944-1945 (tijdens en na de Slag om Arnhem) en de impact van het oorlogsverleden verzameld, vastgelegd en gedeeld om de herinneringen op een andere manier invoelbaar te maken en door te geven aan huidige en volgende generaties. Deze inhoudelijke persoonlijke verhalen geven een breed inzicht op de impact van de evacuatie.

De evacuatie

De evacués raakten veel kwijt: hun huis, hun huisraad, De evacuatie, de terugkeer en de wederopbouw zijn nog altijd onderwerpen waar de vluchtelingen van toen weinig over praten, omdat die generatie, die nu 80+ is, geacht werd niet terug te kijken maar juist vooruit. Deze burgerslachtoffers voelen zich verbonden met de huidige vluchtelingen: "Alsof wij onszelf weer zien lopen." De herinneringen geven inzicht in de impact van de evacuatie en van het ‘vluchteling-zijn’ toen en nu. Zo vergroten ze bij naoorlogse generaties de waarde van vrijheid en de bereidheid hiervoor te zorgen.

Impact

Nu het WO2- verleden steeds meer besproken kan worden, duiken er in heel Nederland steeds meer verhalen op over de evacuatie als gevolg van de Slag om Arnhem en de impact ervan op de evacués en de gastgezinnen. De oud-evacués geven aan hun beleving van de geschiedenis vast te willen leggen: “Want als wij er niet meer zijn, weet niemand hoe erg het was”. Ook bij diverse families leeft de behoefte om het evacuatie verleden te delen. Daarom is het nu de tijd om de verhalen te bundelen en te delen met eigen maar ook andere families. De herinneringen worden invoelbaar gemaakt en doorgegeven aan huidige en volgende generatie s.

Herinneringen doneren

Vanaf 8 juli tot en met 15 oktober 2022 kunnen alle evacués, nabestaanden, familie en gastgezinnen hun herinnering aan de evacuatie doneren. Alle herinneringen worden vastgelegd in het archief van het Airborne Museum en gedocumenteerd op een website. Twintig verhalen worden in het najaar van 2022 geselecteerd en verder uitgediept. Van deze verhalen wordt een podcast-serie en een expositie gemaakt. De expositie is te zien vanaf het voorjaar van 2023 tot en met oktober in de Airborne Region; Arnhem, Renkum, Ede en Overbetuwe.

Herinneringen kunnen worden aangemeld via de website: >>> www.airbornemuseum.nl/
ikkomterug
.

Er wordt gevraagd naar contactgegevens, enkele feitelijkheden over de Slag om Arnhem en een hele korte samenvatting van de herinnering. Ook kan worden vermeld of er voorwerpen zijn die iets met de herinnering te maken met de herinnering. Na het insturen van het formulier wordt er telefonisch contact opgenomen door een interviewer van de projectorganisatie.

De evacuatie

Tijdens WO2 moesten velen in opdracht van de Duitse bezetter hun woning verlaten om ergens anders onderdak te krijgen. Sommigen bij vrienden en familie, anderen bij wildvreemden. Na het mislukken van de Slag om Arnhem moesten bijna 100.000 Arnhemmers in september 1944 de stad uit. Dat was het begin van een massale uittocht: uiteindelijk lieten zo’n 250.000 Gelderlanders huis en haard achter. Overal in de provincie, maar later ook in de rest van Nederland, werden deze gezinnen opgevangen. Zo goed en kwaad als het maar kon. De meesten moesten diverse keren wisselden van opvangadres. Pas een jaar later (september 1945) kregen de laatste evacués het bericht dat zij terug mochten keren naar hun verwoeste stad. Op de puinhopen bouwden zij hun leven weer op.

Projectpartners

De projectorganisatie van Ik Kom Terug bestaat uit een samenwerking tussen projectpartners; Airborne Region, Airborne Museum Hartenstein, het Nederlands Openluchtmuseum en Bureau Kessel.