Fokprogramma’s: zorgen voor een genetisch gezonde dierenpopulatie

Tientallen jaren geleden haalden dierentuinen de dieren voor hun collecties uit het wild. Via gespecialiseerde handelaren waren vrijwel alle diersoorten verkrijgbaar. Op een gegeven moment drong echter bij dierentuinen het besef door dat het niet verantwoord was om alsmaar nieuwe dieren uit de natuur te halen. Al helemaal niet als het om bedreigde diersoorten ging, uiteraard.

Zelfvoorziendend worden

Om zelfvoorzienend te worden, hadden dierentuinen veel onderzoek nodig om erachter te komen hoe je de dieren langer gezond en tevreden in leven kon houden en hoe je ze tot voortplanting kon laten komen. Bovendien moest er ook een goede manier van samenwerken gevonden worden, met allerlei afspraken over het uitwisselen van dieren tussen dierentuinen onderling. Op die manier kon en kan inteelt worden voorkomen en werden genetisch optimaal bij elkaar passende fokgroepen samengesteld. Hiervoor zijn internationale fokprogramma’s in het leven geroepen.

De afgelopen drie, vier decennia hebben deze fokprogramma’s een enorme vlucht genomen. Inmiddels komen er praktisch geen vogels en zoogdieren die in de natuur geboren zijn in dierentuinen terecht. Een uitzondering zijn enkele opvangdieren, bijvoorbeeld vogels die tegen elektriciteitsleidingen zijn gevlogen en in de natuur niet meer zouden kunnen overleven. Bij zoutwatervissen en koralen zijn de fokprogramma’s nog niet helemaal zo ver gevorderd, maar men is op dit gebied met een aardige inhaalrace bezig!

Een genetisch gezonde dierentuinpopulatie

De internationale fokprogramma’s worden professioneel gerund. Van alle dieren in het stamboek wordt dna-materiaal verzameld, waardoor fokparen gevormd kunnen worden die genetisch onverwant aan elkaar zijn en de genetische variatie van de dierentuinpopulatie zo groot mogelijk gehouden kan worden. De internationale fokprogramma’s zorgen ervoor dat bedreigde diersoorten in dierenparken niet uitsterven. Door een genetisch gezonde dierentuinpopulatie te managen, kunnen deze dieren ook in de toekomst in dierentuinen te zien blijven. In sommige gevallen kunnen in dierentuinen gefokte dieren zelfs weer uitgezet worden in het wild, zoals bijvoorbeeld voor een aantal roofvogels en gieren, maar ook diersoorten als wisenten en przewalskipaarden. 

Meer dan driehonderd diersoorten fokprogramma’s

In Europese dierentuinen zijn er voor meer dan driehonderd diersoorten fokprogramma’s. Meer dan zestig soorten die in Burgers’ Zoo leven, worden via een fokprogramma gemanaged. Elk fokprogramma wordt door telkens één expert gecoördineerd. Deze taak hebben medewerkers van Burgers’ Zoo op zich genomen voor de aardvarkens, adelaarsroggen en brillangoeren. De coördinator houdt het overzicht over de hele populatie in Europa, doet aanbevelingen wanneer welk dier naar een andere dierentuin gaat verhuizen en bepaalt ook, vaak samen met een commissie van deskundigen, welke dieren met elkaar mogen voortplanten. Dit houdt ook in dat door de coördinator wordt bepaald welke dieren – tijdelijk of helemaal – géén jongen voort mogen brengen. Het streven is om alleen jongen geboren te laten worden, waarvoor ook een plek in een andere goede dierentuin gevonden kan worden. Bij sommige dieren wordt daarom op de één of andere wijze anticonceptie toegepast, of voortplanting voorkomen door het houden van vrijgezellengroepen.

Bron: Burgers'Zoo

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen