27 januari is de jaarlijkse Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust. Op die dag worden wereldwijd de mensen herdacht die door de nazi’s zijn vervolgd vanwege hun afkomst, nationaliteit of politieke ideologie.
Onder de slachtoffers bevonden zich ook duizenden Jehovah’s Getuigen, die wegens hun geloof doelwit waren van de nazi’s.
Jehovah’s Getuigen, destijds ook bekend als Bijbelonderzoekers
, waren 'de enige groep in het Derde Rijk die uitsluitend op basis van hun religieuze overtuiging werden vervolgd', aldus de Duitse historicus Robert Gerwath. Volgens Christine King, Brits historicus en gespecialiseerd in de geschiedenis van nazi-Duitsland, zag het naziregime de Getuigen als vijanden van de staat vanwege hun “openlijke weigering om zelfs maar de kleinste elementen van het nazisme te accepteren, omdat die niet bij hun geloof en hun overtuigingen pasten.”
De politiek neutrale Getuigen weigerden op religieuze gronden om de Hitlergroet te brengen, deel te nemen aan racistische en gewelddadige acties en in het Duitse leger te gaan. Bovendien stelden ze in hun literatuur “het kwaad van het regime openlijk aan de kaak, inclusief wat er gebeurde met de Joden”, verklaart King.
De Jehova's Getuigen behoorden dan ook tot de eersten die naar de concentratiekampen werden gestuurd. Ze waren daar te herkennen aan een uniek symbool, een paarse driehoek op hun kleding. Van de ongeveer 35.000 Getuigen die in Duitsland en in de bezette gebieden woonden, kreeg meer dan een derde met directe vervolging te maken. De meeste werden gearresteerd en gevangengenomen. Honderden kinderen van Jehovah’s Getuigen werden in nazi-gezinnen geplaatst of naar heropvoedingskampen gestuurd. Ongeveer 4.200 Getuigen belandden in een concentratiekamp. Naar schatting 1600 van hen stierven door de vervolging; 370 werden geëxecuteerd.
De nazi’s probeerden de wil van de Getuigen te breken door hun een gemakkelijke weg naar vrijheid voor te houden: een belofte van gehoorzaamheid. De standaard Erklärung die hiervoor vanaf 1938 werd gebruikt, verplichtte de ondertekenaar om zijn of haar geloof af te zweren, andere Getuigen bij de politie aan te geven en zich aan de naziregering te onderwerpen. Ook verklaarde de ondertekenaar daarmee bereid te zijn het ‘Vaderland’ met wapens te verdedigen. Gevangenis- en kampbeambten martelden de Getuigen vaak om ze zover te krijgen zo’n Erklärung te ondertekenen. Volgens onderzoek maakte slechts een klein aantal Getuigen van deze mogelijkheid gebruik.