De rechtbank veroordeelt een 42-jarige man uit Arnhem voor het treffen van voorbereidingen voor de handel in vuurwapens en harddrugs. Ook was de man betrokken bij een gijzeling en lagen in zijn woning drugs en een vuurwapen met munitie.
Hij krijgt een celstraf van zeven jaar. De rechtbank volgt de procesafspraken, gemaakt tussen de verdediging en het OM, niet.
De Arnhemmer was een belangrijke schakel en nam deel aan veelvuldige en langdurige communicatie via encryptietelefoons over de organisatie van import en handel in verschillende soorten harddrugs en vuurwapens. Nadat een drugstransport in de haven van Antwerpen bleek te zijn mislukt, werd een man met geweld gegijzeld. Met als een doel een onbekend gebleven persoon, die verantwoordelijk werd gehouden voor het mislukte drugstransport, te dwingen een (aanzienlijk) geldbedrag af te staan. Ook had de Arnhemmer in zijn woning (in zijn slaapkamer, naast zijn bed) een vuurwapen liggen en had hij bijna een kilo harddrugs in zijn bezit.
Het OM maakte procesafspraken met de man. Die hielden in, kort gezegd, 1) dat de verdediging zowel geen onderzoekswensen zou indienen, 2) geen bewijsverweren zou voeren bij de behandeling van de zaak en 3) dat de officier van justitie een gevangenisstraf van vijf jaar zou eisen.
De rechtbank staat in beginsel niet afwijzend tegenover procesafspraken. Maar de rechtbank heeft een zelfstandige positie en is verantwoordelijkheid om te toetsen of procesafspraken in stand kunnen blijven. In deze zaak is de rechtbank van oordeel dat de strafeis niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak. Mede daarom wijkt de rechtbank af van de procesafspraken.