Op 28 februari 2023 wees de kortgedingrechter de vordering van Vitesse af om ook na 1 oktober 2023 van stadion GelreDome gebruik te kunnen blijven maken. De rechter maakte haar beslissing via een zogenoemd kop-staartvonnis kenbaar.
De rechter maakt vandaag haar uitgewerkte beslissing bekend, de motivering van het vonnis.
Vitesse zegde in 2018 haar huurovereenkomst met Exploitatiemaatschappij Gelredome op per 30 september 2023. De voetbalclub liet toen aan Stadion Arnhem, de eigenaar van het Gelredome, weten dat zij per 1 oktober 2023 op grond van haar ‘eeuwigdurend speelrecht’ van het stadion gebruik moet kunnen maken. Volgens Vitesse is dit speelrecht in een overeenkomst van 1996 aan haar verleend door de gemeente Arnhem en bestaat het nog steeds. Omdat Stadion Arnhem ontkent dat er zoiets bestaat als een (eeuwigdurend) speelrecht, begon Vitesse een bodemprocedure bij deze rechtbank. In deze bodemprocedure valt niet op hele korte termijn een uitspraak te verwachten.
Vitesse vordert in dit kort geding dat zij het stadion moet kunnen blijven gebruiken zolang de bodemprocedure loopt, maar in elk geval tijdens het voetbalseizoen 2023/2024.
In een kort gedingprocedure kan de rechter alleen een voorlopig oordeel geven over het geschil tussen partijen aan de hand van wat zij in die procedure naar voren hebben gebracht. De kortgedingrechter oordeelt dat Vitesse in dit kort geding niet aannemelijk heeft gemaakt welke betekenis het speelrecht precies heeft en welke verplichtingen het schept. Ook geeft Vitesse geen duidelijke verklaring voor het feit dat bij verkoop van het Gelredome door de gemeente in 2003 niets meer over het speelrecht is opgenomen. Het lijkt er op dat partijen toen nieuwe afspraken hebben gemaakt en afscheid hebben genomen van eerdere rechten.
In dit kort geding blijkt dus niet dat een beroep op het speelrecht betekent dat Stadion Arnhem of de Exploitatiemaatschappij verplicht is om Vitesse het stadion te laten gebruiken per 1 oktober 2023 tegen een ‘marktconforme prijs’, zoals Vitesse meent. Er is dus ook geen reden om Vitesse het stadion tijdens de nog lopende bodemprocedure of in elk geval volgend voetbalseizoen te laten gebruiken. Het afwegen van de belangen van beide partijen brengt de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel.
Het is begrijpelijk dat voor Vitesse de tijd dringt, maar dat heeft zij aan zichzelf te wijten. Dat Vitesse op korte termijn bij de KNVB moet aantonen dat zij voor het volgende voetbalseizoen een stadion heeft, betekent niet dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij Gelredome moeten worden gedwongen om met Vitesse afspraken te maken voor de duur van een seizoen, terwijl zij graag een overeenkomst willen voor langere termijn. Het staat partijen vrij om nu nog verder te onderhandelen.